Akko (Hebreeuws:עַכּוֹ,Arabisch:عكّا,Akka, ook'Akká; voorheen ook Acre) is een oude havenplaats in het noorden vanIsraël, gelegen aan deMiddellandse Zee. Ten zuiden van de stad bevindt zich een vissershaven, aan de Baai van Akko. De stad ligt 23 kilometer ten noorden vanHaifa.
Akko heeft een karakteristieke middeleeuwse en oosterse uitstraling, met veel oude gebouwen en muren. In deHellenistische en deRomeinse tijd droeg de stad de naamPtolemaïs. De oude Palestijnse stad is een van de steden in Israël met een overwegend Arabische bevolking; Volgens het Israëlische Centraal Bureau voor Statistiek (jaar 2000) was 95% van de inwoners Arabisch in de oude stadswijk.[1]
Tijdens deArabisch-Israëlische Oorlog van 1948 werd het overgrote deel van de Arabisch-Palestijnse bevolking verdreven en vluchtte naar de oostelijk gelegen heuvels en naarLibanon. Sinds 1973 worden hierarcheologische opgravingen gedaan.
In 2008 stamde 15% van de Arabische bevolking in de stad af van families die voor 1948 al in de stad woonden.[2]
Al sinds deIJzertijd woonden er mensen inKanaan in deLevant. In Akka, en dorpen in het gelijknamige district dat zich uitstrekt tot twee kilometer ten oosten van de huidige stad, woonden Kanaänieten. Later vestigden zich er ookFeniciërs.
Volgens deHebreeuwse Bijbel (in Richteren 1:31) werd Akka, na de verdeling van een deel van Kanaän onder de twaalfIsraëlitische stammen, in bezit genomen door de stam Aser (אשׁר). Ze woonden er samen met de Kanaänieten.Na uitgebreide verwoestingen en talrijke reconstructies bereikte Akka economische welvaart onderPerzische heerschappij. Na de campagne vanCambyses II tegen Egypte rond 526 voor Christus werd Akka uitgebreid tot een militair en economisch belangrijk centrum. Deze positie veranderde de daaropvolgende eeuwen niet.
Grieken noemen de stad "Ake" (Ἄκη) wat "genezing" betekent. Volgens Griekse mythen zou Hercules hier kruiden gevonden hebben waarmee hij zijn wonden kon laten genezen. Vlak na de verovering vanAlexander de Grote werd de naam gewijzigd in Antiochia Ptolemais.
Na de dood vanAlexander de Grote kwam de stad in handen van dePtolemaeën en kreeg ze ook haar nieuwe naam: Ptolemaïs. Daarna werd de stad Ptolemais genoemd, waarschijnlijk naarPtolemaeus I Soter de opvolger van Alexander, die na de dood van Alexander bij de verdeling van het Rijk de (provincie) Egypte kreeg. De Romeinen bouwden de stad, die zij Colonia Claudia Caesar Ptolemaeis noemden, verder uit.[bron?]
Na de definitieve verdeling van hetRomeinse rijk in 395 na Chr. viel Akka toe aan het Oost-Romeinse Rijk, en later hetByzantijnse Rijk.
In 1187 werd de stad veroverd door de moslimleiderSaladin en in 1189 probeerde koningGuy van Lusignan, koning van Jeruzalem, de stad te heroveren. De belegering was nog bezig toen de troepen van deDerde Kruistocht het land bereikten en het was uiteindelijkRichard Leeuwenhart die de stad in 1191 na hetbeleg van Akko wist in te nemen. Het garnizoen (nagenoeg drieduizend man) had zich na onderhandelingen overgegeven maar werd een maand later, toen Richard verder wilde trekken, alsnog afgemaakt.
Omdat de stad Jeruzalem in handen van de moslims was en niet heroverd kon worden, werd Akko hoofdstad van hetkoninkrijk Jeruzalem onder de naamSaint Jean d'Acre. Dekruisvaarders lieten veel bouwwerken na en versterkten de stad. Dehospitaalridders bouwden hun ziekenhuis en hadden er hun hoofdkwartier. De stad werd het laatste bolwerk van de kruisvaarders en viel pas na een bloedige belegering in 1291 in de handen van deMammelukken, die over Egypte heersten. De stad werd verwoest en verlaten. Om te voorkomen dat ze opnieuw door de kruisvaarders gebruikt zou worden, werden de overgebleven gebouwen opgevuld en overdekt met aarde. De meeste overblijfselen uit deze tijd zitten thans dan ook ondergronds.
DeOttomaanse sultanSelim I veroverde de stad in 1517 en liet haar daarna verder vervallen. In 1697 stonden er alleen nog eenkaravanserai, eenmoskee en enkele boerderijen in dit gebied.In 1749 maakteDhaher al-Omar (Zahir al-Amr), een plaatselijkeBedoeïenen-sjeik er zijn residentie van. Hij begon wat nu de Oude Stad is op te bouwen. Zijn Turkse opvolger (en moordenaar)Jezzar Pasha (bijgenaamd Al-Jazzar, de slager) ging verder met de bouwwerkzaamheden. Hij legde versterkingen aan.
In 1799 belegerdeNapoleon Bonaparte de stad als onderdeel van zijnexpeditie naar Egypte. Hij was opgetrokken vanuit Egypte na deslag bij Aboekir en wilde naar het noorden om zo terug te kunnen naar Frankrijk en de Ottomanen te verslaan. Na een belegering van twee maanden, waarbij de Turken geholpen werden door een eskader van de Engelse vloot onder leiding vanSidney Smith, moest Napoleon de aftocht blazen.
Jezzar werd na zijn dood opgevolgd door zijn zoon Suleiman. Hij voerde een milder regiem dan zijn vader, waardoor de welvaart toenam. In 1831 werd hij afgezet doorIbrahim Pasha na een belegering van de stad. Uiteindelijk kwam de stad weer rechtstreeks onder Turks bestuur. De haven verzandde en zou worden overvleugeld door die vanHaifa.
Tijdens hetBritse mandaat werd de citadel van Akko gebruikt als gevangenis en deed ze dienst als een van de belangrijkste detentiecentra voor leden van de Joodse ondergrondse. Bekende gevangenen waren onder anderenZe'ev Jabotinski, grondlegger van hetrevisionistisch zionisme, enShlomo Ben-Josef, een lid van de zionistische jeugdbewegingBetar. In april 1938 werd Ben-Josef gearresteerd nadat hij samen met twee anderen een mislukte aanval uitvoerde op een Arabische bus met een handgranaat die niet ontplofte. De aanval vond plaats kort na een dodelijke aanslag waarbij zes Joden omkwamen. Hoewel er bij de busaanval geen slachtoffers vielen, werd Ben-Josef ter dood veroordeeld en in Akko opgehangen. Hij was de eerste Jood die in het mandaatgebied Palestina door de Britten werd geëxecuteerd.[3]
Op 4 mei 1947 bestormde deIrgun de Acre-citadelgevangenis om de Joodse activisten te bevrijden. Circa 255 gevangenen ontsnapten, waarvan de meesten niet Joods, maar Arabisch waren. 27 Irgunstrijders wisten te ontsnappen. Direct na de ontsnapping werden er 9 mensen gedood, van wie er 5 bij de aanvallers hoorden. 8 gevangenen werden weer gepakt.
In hetVerdelingsplan voor het Mandaatgebied Palestina,Resolutie 181 Algemene Vergadering Verenigde Naties van 1947 zou Akko in het Arabische deel komen te liggen. Dit plan werd door de Arabische landen verworpen, omdat zij Palestina als een geheel voor twee volken wilden behouden. De Joden riepen echter op 14 mei 1948, vlak voor de afloop van het mandaat, eenzijdig de onafhankelijke staat Israël uit. Op 17 mei 1948 werd de stad door de Israëlische troepen veroverd in deArabisch-Israëlische Oorlog van 1948.Deze kregen de stad, overbevolkt ten gevolge van een instroom van vluchtelingen/verdrevenen uit Haifa, in handen nadat deze dagenlang beschoten was, maar vooral omdat er een tyfusepidemie was uitgebroken onder de bevolking (en onder Engelse soldaten) die tientallen slachtoffers maakte. In het water dat via een aquaduct naar de stad gevoerd werd, bleken tyfusbacillen te zitten. HetRode Kruis wees op een daad van besmetting van buiten de stad. De inwoners gaven zich over en vertrokken; huizen werden systematisch geplunderd door het leger.[4]
De stad, zoals ze er vandaag uitziet, is grotendeels tijdens hetOttomaanse Rijk opgebouwd en voor een deel in de 17e eeuw doorDruzen. Vele muren werden neergezet op de plaats van de ruïnes van de bouwwerken van de kruisvaarders. Sommige resten zijn echter nog zichtbaar.
De bewonerssamenstelling in het oude historische stadscentrum van Akko verandert doorgentrificatie.[5] Oude huizen worden door de oorspronkelijke eigenaren verkocht aan projectontwikkelaars, en ook aan de staat gelieerde woningcorporaties als Old Acre Development Company en Amidar stoten delen van hun bezit af. Dit leidt tot een verandering in bevolkingssamenstelling doordat de huurders via verhuisbevelen of uithuisplaatsingen er niet langer kunnen blijven wonen. De panden worden na restauratie en renovatie verkocht aan meer kapitaalkrachtige bewoners.
In de twee weken vanaf 9 mei 2021, tijdens de ramadan, kwam het in Akko en in verscheidene andere Israëlische steden (zoals Lod/Lydda, Ramla/Ramleh, Haifa en Jaffo/Jaffa) met wijken met een aanzienlijk percentage Palestijnse inwoners tot onverwachte ongeregeldheden. Deze gingen de straat op en koelden hun woede op eigendommen van Joodse inwoners. Dit leidde weer tot een gewelddadige reactie van de kant van Joodse groepen van buiten die verhaal kwamen halen. Er viel een Palestijnse dode (in Lod) en er waren gewonden. Een synagoge brandde uit. Als directe reden voor deze geweldsuitbraak wordt genoemd woede over de inval van Israëlische politie-eenheden in de Al Aqsa-moskee in Jeruzalem en de dreigende huisuitzetting van Palestijnse families in de wijk Sheikh Yarrah daar. Maar er is ook onvrede over verwaarlozing door de Joodse Staat (te weinig politietoezicht en toename criminaliteit), over gentrificatie en over wat gezien wordt als de overname van "hun" buurten door leden van de religieuze zionistisch-joodse Torah-Kernen-beweging (Garin HaTorani).Deze hebben zich de laatste jaren, vaak komend vanaf de Westelijke Jordaanoever, gevestigd in deze gemengde wijken om het Joodse karakter ervan te versterken (en dus het Arabische te verminderen).[6]
Onder de citadel en gevangenis van Akko hebben archeologische opgravingen een deel van de oudere stad van de kruisvaarders blootgelegd. Het betreft een complex van hallen, waarvan deRidderzaal de grootste is. Dit complex werd gebouwd en gebruikt door de Orde vanHospitaalridders. De Ridderzaal wordt gedomineerd door drie dikke zuilen die de kruisgewelven ondersteunen. De opgravingen gaan nog steeds door. Daardoor kan Akko op toeristische belangstelling rekenen.