Afanitisch (vanGrieks: ἀ-, ἀν ("niet"), φανερός ("Zichtbaar");Engels:aphanitic) is in depetrologie de naam voor eentextuur bijstollingsgesteentes, die geheel of grotendeels bestaan uitkristallen die te klein zijn om te onderscheiden. Afanitische gesteenten (somsafanieten genoemd) zijnkristallijne stoffen, maar de kristalijne textuur blijkt pas onder eenmicroscoop.
Het tegenovergestelde van afanitisch isfaneritisch, een textuur van kristallen die groot genoeg zijn om met het blote oog te onderscheiden.
Afanitische texturen komen voor als er sprake was van snellekristallisatie vanmagma, waardoor dekristallen niet de tijd hadden groter te groeien. Dit soort omstandigheden komen voor als magma stolt indikes (ganggesteente) of aan het oppervlak (uitvloeiingsgesteente, dat ontstaat bijvulkanisme). Het bijbehorende stollingsgesteente wordt danganggesteente genoemd. De termenganggesteente ofuitvloeiingsgesteente zijn interpretaties, terwijlafaniet een feitelijke observatie is van hetzelfde gesteente.
Afanitische gesteenten zijn meestalporfiritisch, dat wil zeggen dat ze bestaan uit eengrondmassa van microscopisch kleine kristallen, maar ook grotere kristallen (zogenaamdefenocrysten) bevatten, die ook met het blote oog zichtbaar kunnen zijn. Dergelijke gesteenten worden porfieren genoemd. Het tegenovergestelde, waarbij het gesteente uitsluitend uit afanitische kristallen bestaat, wordtafyrisch genoemd, en komt relatief minder vaak voor. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een grondmassa van kristallen (cryptokristallijn) en een grondmassa waarbij de kristallen zo groot zijn, dat met een microscoop duidelijk details zichtbaar zijn (microkristallijn).
De textuur vanfelsische afanitische gesteenten wordt ook welfelsitisch genoemd. Een afanitische textuur waarin microscopisch kleine, langwerpigeveldspaatkristallen opvallen wordt eenpilotaxitische textuur genoemd. Deze veldspaten kunnen een beaalde voorkeursoriëntatie hebben. Wanneer tussen de kristallen van de grondmassaglas voorkomt, wordt gesproken van eenintersertale textuur. Als het grootste deel van de grondmassa uit glas bestaat, wordt de textuurvitrofyrisch genoemd. Bijdacieten,andesieten entrachieten heeft het glas vaak een lichte kleur en komen in tegenstelling tot een vitrofyrische textuur ook kleine kristallen in de grondmassa voor. Men spreekt dan van eenhyalopilitische textuur.[1]