Adolf III | ||
---|---|---|
![]() | ||
Het grafmonument voor Adolf III van Nassau-Wiesbaden in de Mauritiuskerk te Wiesbaden, tekening door Heinrich Dors uit zijnEpitaphienbuch (1632) | ||
![]() | ||
Regeerperiode | 1480–1511 | |
Voorganger | Johan van Nassau-Wiesbaden-Idstein | |
Opvolger | Filips I van Nassau-Wiesbaden | |
Stadhouder van het Graafschap Zutphen | ||
Regeerperiode | 1481–1489 | |
Voorganger | Willem van Egmont jr. | |
Opvolger | – | |
![]() | ||
Regeerperiode | 1489–1492 | |
Voorganger | – | |
Opvolger | – | |
![]() | ||
Regeerperiode | 1509–1511 | |
Voorganger | Filips van Nassau-Idstein | |
Opvolger | Filips I van Nassau-Wiesbaden | |
Huis | Nassau-Wiesbaden-Idstein | |
Vader | Johan van Nassau-Wiesbaden-Idstein | |
Moeder | Maria van Nassau-Siegen | |
Geboren | 10 november1443 | |
Gestorven | 6 juli1511 Wiesbaden | |
Begraven | Mauritiuskerk,Wiesbaden | |
Partner | Margaretha van Hanau-Lichtenberg | |
Religie | Katholiek | |
![]() Wapen van de Walramse Linie |
Adolf III van Nassau-Wiesbaden (10 november1443[1][2][3] –Wiesbaden,6 juli1511[1]), Duits:Adolf III. Graf von Nassau-Wiesbaden, wasgraaf vanNassau-Wiesbaden, een deel van hetgraafschap Nassau. Hij werd in 1481 keizerlijkstadhouder van hetgraafschap Zutphen, en was tussen 1489 en 1492 stadhouder van hethertogdom Gelre en het graafschap Zutphen. In 1501 en sinds 1509 was hij kamerrechter bij hetRijkskamergerecht. Hij stamt uit de Walramse Linie van hetHuis Nassau.
Adolf was de tweede zoon van graafJohan van Nassau-Wiesbaden-Idstein enMaria van Nassau-Siegen, dochter van graafEngelbrecht I van Nassau-Siegen enJohanna van Polanen.[1][2][3][4][5]
KeizerFrederik III beleende Adolf op 5 juli 1473 teNiederbaden metSlot Heumen, een teruggevallenrijksleen.[6][7]
Keizer Frederik III wees Adolf in 1477 aan om metaartshertogMaximiliaan I naar deNederlanden te reizen,[8][9] waar deze de heerschappij overnam. Adolf werd in 1479 benoemd totkamerheer,hofmaarschalk enhofmeester. Hij werd in 1481 keizerlijk stadhouder van het graafschap Zutphen en was tussen 1489 en 1492 stadhouder van het hertogdom Gelre en het graafschap Zutphen. Hij behoorde tot de engste kring rond Maximiliaan. Bij diens bevrijding uit de gevangenis inBrugge in 1488 heeft Adolf zich verdienstelijk gemaakt. ToenKarel van Gelre in 1492 gehuldigd werd alshertog van Gelre eindigde het stadhouderschap van Adolf. Zijn ambten gebruikte Adolf ook om zijn inkomsten te verbeteren. Nog jaren later eisten de Nederlanders schadevergoeding van hem.
Nadat Adolf naar het rijk was teruggekeerd, vertegenwoordigde hij Maximiliaan bij het koninklijk gerecht, onder andere in de geschillen tussenrijksstanden en infeodale vraagstukken. Toen de zoon van Maximiliaan,Filips ‘de Schone’, meerderjarig werd verklaard, heeft Maximiliaan onder meer Adolf weer naar de Nederlanden geroepen. Adolf zou voor een rijksgezinde politiek van Filips moeten zorgen. Maar al snel ondervond hij tegenwind van Fransgezinde raadsheren.
Op deRijksdag van Worms in 1495 was hij als koninklijk raadsheer aanwezig. Aan de ene kant was hij af en toe woordvoerder van Maximiliaan, aan de andere kant trachtte hij als rijksstand een positie tussen Maximiliaan en destanden in te nemen. Daardoor liep hij het misnoegen van Maximiliaan op.
Voor de verkoelde verhouding spreekt dat Adolf noch aan deZwabische Oorlog in 1499, noch aan die tegen Gelre ende Palts in 1504 deelnam. Niet in de laatste plaats omdat Adolf een belangrijke rol in derijksdag speelde, vermeed Maximiliaan een breuk. Tijdens deRijksdag van Augsburg in 1500 stond Adolf aan de zijde vanBerthold van Henneberg, deaartsbisschop enkeurvorst vanMainz, en leidde zelfs een gezantschap van de rijksstanden naarFrankrijk. Adolf werd in 1501 door de standen tot hoogste kamerrechter bij het Rijkskamergerecht benoemd, maar hij moest dat ambt snel weer opgeven. De reden was het uitblijven van betaling.
Omdat het niet gelukt was om in rijksdienst zijn financiële situatie te verbeteren, trok Adolf zich in zijn eigen graafschap terug. In de volgende jaren, toen het geschil tussen keizer en standen zich toespitste, heeft hij kennelijk een koers tussen Maximiliaan en de aartsbisschop van Mainz gevaren. Ook omdat de standen hem materieel meer te bieden hadden, helde hij steeds meer naar die zijde over. Na de dood van de aartsbisschop neigde hij weer naar Maximiliaan. In 1509 nam hij opnieuw het ambt van hoogste kamerrechter op zich. Hij streed hardnekkig voor de instandhouding van de rechtbank. Daarbij speelde ook een rol dat hij op het salaris van 1000 gulden aangewezen was.
Bij het overlijden van hun vader Johan in 1480 deelden Adolf en zijn jongste broerFilips de erfenis, Adolf werd graaf van Nassau-Wiesbaden, en Filips graaf vanNassau-Idstein.[1][2][3][4][5][10]
Keizer Frederik III beleende Adolf op 16 augustus 1485 teÜberlingen met de van zijn vader geërfde lenen, waaronder het recht om in Wiesbaden gouden en zilverenmunten te laten slaan, en het recht om overal in zijn graafschapmijnen aan te leggen en naarertsen enmetalen te laten zoeken, zoals reeds zijn vader toegestaan was.[11]
In de jaren 1484-1486 verbleef Adolf voornamelijk in zijn eigen graafschap. Alslandsheer was hij nauw met de stad Wiesbaden, zijn vasteresidentie, verbonden. Zo begon hij in 1488 met de nieuwbouw van deMauritiuskerk aldaar, in 1507 met de ommuring van de stad en voerde hij nieuwbouw op de plaatselijke burcht door.[12]
Bij het kinderloos overlijden van zijn broer Filips in 1509 erfde Adolf diens graafschap Nassau-Idstein.[3][2][10]
Adolf overleed te Wiesbaden op 6 juli 1511 en werd opgevolgd door zijn zoonFilips I.
Adolf werd begraven in de Mauritiuskerk te Wiesbaden waar eengrafmonument voor hem werd opgericht. Het monument van grijzezandsteen toonde onder eenkielboog de figuur van de knielende graaf in volledigharnas, in aanbidding naar rechts gedraaid, derozenkrans in de biddende aaneengesloten handen. Voor zijn knieën lagen dehelm en dehandschoenen van de graaf. Bij zijn hoofd bevonden zich twee naar binnen gerichtewapenschilden. In desokkel flankeerden tweeengelen alsschildhouders de inscriptieplaat met de zevenregelige gedenk- en stichterinscriptie. Deinscriptie luidde: “[MAGNIFICO E]T · GENEROSO [D(OMI)NO ADOLFO COMITI / IN NASSAV DO]MINO · IN WIS[BADE(N) ET ITSTEIN / CAESARIAE C]VRIAE · MAGIST[RO GELRHIAE ET / ZVTPHANIAE] LOCVMTENENTI · CAM(E)RAE IMP(ERIALIS) / IVDICI QVI VIX(IT) ANN(OS)] · LX[V]II · MEN(SES) · [.. DIES / XXVI O(BIIT) AN(N)O CRISTI M]D · XI · PRIDIE · N[ONAS IVLII / POSTERI VIRTVTIS ET GL]ORIAE · MONIM[ENTVM POSVERVNT]”.
De hoogwaardigegraftombe vormde met die van de vrouw van de overledene,Margaretha van Hanau-Lichtenberg, een compositorische eenheid, maar kan echter nauwelijks samen met deze laatste gemaakt zijn; afgezien van het identieke ontwerp zijn er geen aanknopingspunten voor een late datering van het grafmonument van de gravin. In hun richting wenden de figuren zich naar hethoogaltaar respectievelijk het allerheiligste, waarmee ze overeenkomen met de voorstellingsvorm van de ‘Eeuwige Aanbidding’. Het werk werd lange tijd aan deBackoffen-Werkstatt inMainz toegeschreven. Maar zowel de grafplaat als het iets (?) later gemaakte grafmonument kunnen ook zijn gemaakt door een andere werkplaats in Mainz, waarvan de naam niet bekend is, die rond 1500 en in de daaropvolgende jaren talrijke opdrachten uit het gebied van de Middenrijn heeft aangenomen. Hoewel de opdrachtgever niet genoemd wordt, is het waarschijnlijk dat graaf Filips I de opdracht gegeven heeft, die na de dood van zijn vader de heerschappij in Wiesbaden enIdstein overnam.
De Mauritiuskerk werd in 1850 door brand verwoest, daarbij gingen het grafmonument voor Adolf verloren. Slechts een klein blok met verminkte inscriptie met verticale breuklijn, is bewaard gebleven. Het is opgenomen in deOudheidkundige Collectie Hertogdom Nassau van hetMuseum Wiesbaden. Het grafmonument is als tekening van Heinrich Dors afgebeeld in zijn in 1632 gepubliceerdeEpitaphienbuch.[12]
Adolf was eerst verloofd metAdelheid van Mansfeld, een dochter van graafWolrad van Mansfeld, die echter voor de huwelijkssluiting overleed.[5]
Adolf huwde op 20 juni 1484[1] metMargaretha van Hanau-Lichtenberg (15 mei 1463[1][3] – 26 mei 1504[1][2][3][5]), dochter van graafFilips I van Hanau-Lichtenberg enAnna van Lichtenberg.[2][13] Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:[1][2][3][4][5]
KeizerFrederik III bevestigde op 7 februari 1487 inSpeyer de in de huwelijksovereenkomst tussen Adolf en Margaretha overeengekomen toewijzing van de rijkslenen slot en stad Wiesbaden alsweduwengoed aan Margaretha.[14][15]
Voorganger: Johan van Nassau-Wiesbaden-Idstein | ![]() 1480–1511 | Opvolger: Filips I |
Voorganger: Willem van Egmont jr. | Stadhouder van het Graafschap Zutphen 1481–1489 | Opvolger: – |
Voorganger: – | ![]() 1489–1492 | Opvolger: – |
Voorganger: Filips | ![]() 1509–1511 | Opvolger: Filips I van Nassau-Wiesbaden |
Voetnoten