DeAbodriten ofObodriten waren eenvroegmiddeleeuws verband vanWest-Slavische stammen rond deElbe. Zij woonden in het gebied van het tegenwoordigeMecklenburg enHolstein. Lange tijd verbonden zij zich metKarel de Grote in zijn oorlogen tegen de GermaanseSaksen en de SlavischeVeleti ofWilzen.Een poos lang is Liubice (Lübeck) de zetel van de vorsten van de Abodriten, die meestal uit de familie derNakoniden (regeerde 960 – 1129) komen. Hun burcht lag waar deSchwartau uitstroomt in deTrave. De naam 'Abodriten' betekent 'afstammelingen van Abodr'.
Traditioneel waren de Abodriten de vijanden van de eveneens SlavischeWilzen. Deze onenigheid is vermoedelijk terug te voeren op gebiedsaanspraken. Uit de Abodriten komt ook het tot 1918 regerendevorstengeslacht van Mecklenburg voort. Deze hertogen (vanaf 1815 groothertogen) zijn daarmee een van de zeldzame Duitse vorstengeslachten die van de Slavische koningen afstammen.Adam van Bremen (ca. 1050 - ca. 1085) noemt de Obodriten 'Reregi' omdat ze inReric aan de Oostzee in zijn tijd een lucratieve handelsstad hadden. Duitse bronnen noemen hen vaak 'Wenden'.
Rond het jaar 700 trokken Slavische groepen het gebied tussenOostzee,Elbe enWarnow binnen. Al in 794-799 streden de Abodriten in een verbond met deFranken onder Karel de Grote tegen de met de Wilzen verbondenSaksen. In 798 vond het beslissende treffen plaats op hetSventanafeld (of Schwentinefeld; bijBornhöved, in de omgeving vanNeumünster). De Abodriten behaalden daar onder prinsDrozko de overwinning. Als beloning kregen zij in804 delen van het voormalige Saksische woongebied, met nameHolstein, inclusiefHamburg, waaruit keizer Karel de heidense Saksen verdreven had. Tegen het einde van de8e eeuw waren de eerste vorsten historisch aantoonbaar. In het jaar 808 werd de hoofdstad Reric door de vikingkoningGudfred (804-810) vernietigd. Vanaf 810 richtten de Saksen deLimes Saxoniae op, een leeg gebied met ondoordringbare bossen en hagen van Kiel tot voorbij Lübeck in het zuiden, om zich te beschermen tegen overvallen door de Abodriten. Vanaf 819 was Liubice de voornaamste burcht aan de monding van de Schwartau.
Kaart (1886) van de Billunger Mark rond het jaar 1000, met de stammen van de Abriten-confederatie
KeizerOtto I trok in 955 ten strijde tegen de Abodriten en overwon hen op 16 oktober 955 in deSlag aan de Raxa. Hij onderwierp de Abodriten en stichtte op hun gebied demark van de Billungen, tussen Elbe en Oostzee. In 936 al had Otto de Saksische graafHerman Billung benoemd totprinceps militiae in dat gebied. Nog geen dertig jaar later (983) begon de eerste groteSlavische opstand. De Abodriten wisten zich van de Duitse heerschappij te bevrijden. De Saksische feodale heren moesten het gebied voorlopig opgeven.
Zowel verbonden met deKarolingen als met hun Ottoonse opvolgers, streden de Abodriten van 800 tot 1200 tegen de koningen van Denemarken, die de oevers van de Oostzee willen regeren zonder inmenging van de keizers. Zodra het keizerrijk verslapte, probeerden ook de Abodriten hun macht uit te breiden. In 983 vernietigden zij onder leiding van hun koning Mstivoj een eerste keer Hamburg. Op andere momenten gingen ze op strooptocht en inden schatting van de Noormannen en Saksen.
In 1043 werd Godschalk Nakonide hertog (knes, koning) van de Abodriten. In navolging van aartsbisschopAdalbert van Bremen probeerde hij een christelijke staat van Elbe-Slaven te stichten, naar Pools voorbeeld. Na de val van Adalbert in 1066 werd Godschalk vermoord en Kruto nam de macht over. Hij overviel onder meer deHammaburg (Hamburg) en vernietigde deze. In 1090 echter vermoordde Godschalks zoon Hendrik - met hulp van de Noormannen - zijn tegenstander Kruto en trok na deslag van Schmilau (1093) de macht aan zich. Toen Hendrik in 1127 stierf, verbrokkelde zijn rijk, zeker nadat in 1131 zijn zwager Knut vermoord werd.
Korte tijd later (1147) begon de Saksische hertogHendrik de Leeuw zijnKruistocht tegen de Wenden. Hoewel koning Niklot de christelijke aanval in eerste instantie wist af te slaan, wist Hendrik grote delen van het Abodritenrijk te onderwerpen. In 1160 volgde een oorlog van de Noormannen en de Saksen tegen de resten van het Abodritenrijk. De stamvorst Niklot (regeerperiode 1131-1160) kwam daarbij om. Zijn zoon Pribislav kreeg - na zijn onderwerping - in 1167 zijn vaders goederen terug als leen van Hendrik de Leeuw. Daarmee begon het geslacht van de latere (groot)hertogen van Mecklenburg.
Duitse missionarissen (o.a. Sint-Vicelinus) bekeerden de Abodriten. In 1170 erkenden de stammen de soevereiniteit van hetHeilige Roomse Rijk. Daarmee werd een eerste stap gezet naar germanisatie en assimilatie. Tot ver in de 15e eeuw bleven de inwoners van het gebied echter nog Slavische dialecten (Polabisch) spreken. Deze taal stierf pas in de 18e eeuw uit. Enkele stammen Abodriten trokken naar het zuiden en vestigen zich in dePannonische Vlakte, waar het gebied Bodrogiensis van het middeleeuwsekoninkrijk Hongarije naar hen genoemd werd.
De Duitse dichterJohann Heinrich Voß (1751-1826), geboren inMecklenburg-Strelitz, noemde zich graag een Abodriet om zijn Slavische erfenis te benadrukken. De Abodriten waren in tijd voldoende ver weg en onbekend om de opkomende etnische identificatie van de romantiek aan te spreken.