Aat (Frans:Ath) is een kleineWaalsestad in het noorden van deBelgische provincieHenegouwen waarPicardisch wordt gesproken. De stad ligt aan de samenvloeiing van de oostelijke en de westelijke Dender, die alsDender vanaf Aat bevaarbaar is. De stad telt ruim 30.000 inwoners.
De juiste oorsprong van de stad Aat in de moerassige samenloop van de Oostelijke en de WestelijkeDender is onbekend. Al in de vroege Middeleeuwen was het de hoofdplaats van depagus Brachatensis. In 1076 werd er voor het eerst melding gemaakt van de heren van Aat. Deze waren afkomstig van het huis Trazegnies. In 1076 verkocht Gillis van Trazegnies, die op kruistocht vertrok, de heerlijkheid aan graafBoudewijn IV van Henegouwen.[1] Deze liet er hetKasteel Burbant (castrum) bouwen, eenvestingtoren die er nog steeds bestaat. Boudewijn verstrekte ook een aantal privileges met de bedoeling bewoners aan te trekken. Aan de voet van deze beschermende vesting groeide Aat weldra uit tot een belangrijk regionaal centrum waarvan de bloei en de uitstraling voortduurde tot het einde van de 16e eeuw.
Zijn zoon en opvolgerBoudewijn V bouwde een grote stadsomwalling in het kader van zijn strijd tegen degraaf van Vlaanderen en dehertog van Brabant. Omstreeks 1320-1325 werden deze ringmuren verstevigd. Door de aantrekkingskracht van de stad kwamen er zich steeds meer inwoners vestigen en breidde de oorspronkelijke stadskern zich steeds verder uit (in zuidoostelijke richting). Op initiatief vanWillem I van Avesnes werd er een lakenweverij gevestigd en kon de industrie zich verder ontwikkelen. Op4 juni1357 kwam deVrede van Aat tot stand, waardoor een einde kwam aan de zgn.Brabantse Successieoorlog. Ook op cultureel gebied was de uitstraling van Aat zo groot geworden, dat in oktober 1416 het stadsbestuur aan priester Jacques Véron en zijn medewerkers de opdracht gaf een Latijnse School te stichten, waarvoor de leerlingen van overal toestroomden. Onder meer de humanistJustus Lipsius heeft in deze school zijn opleiding genoten.
Omstreeks 1370 had graafAlbrecht van Beieren een tweede omwalling laten graven voor de groeiende stad, waardoor de stedelijke verdedigingsgordel verdrievoudigd werd. In 1540 onderkeizer Karel V werden de wallen nog verstevigd. Het onderhoud werd daarna echter verwaarloosd, en toen de troepen vanLodewijk XIV in1667 de stad belegerden, kon deze slechts één dag aan de vijandelijke artillerie weerstand bieden. De stad bleef tot 1674 in Franse handen. Vauban verbeterde de versterkingen van Aat, als eerste Franse stad in de Spaanse Nederlanden. Hij liet acht vestingen bouwen die verbonden waren metcourtines.[2] Pas in 1706 werden de Fransen weer uit Aat verdreven.
Aat aan de Dender was in de eerste helft van de 18e eeuw een van de vestingsteden die deel uitmaakten van de Nederlandsevestingsbarrière in de Zuidelijke Nederlanden.
Onder het Franse bewind kwam de stedelijke economie echter langzaam tot verval. Aat werd een tweede maal door de Fransen verwoest in1745, en vervolgens onder koningWillem I opnieuw hersteld, zodat de stad in de 19e eeuw weer kon opbloeien, door de vestiging van nieuwe industrieën, onder meer meubelmakerijen en de ontginning van steengroeven in de buurt (Maffle). Twee wereldoorlogen maakten alweer een einde aan deze welvaart. In de jaren 80 van 20e eeuw heeft de stad Aat onder meer als burgemeester de PS-zwaargewichtGuy Spitaels gehad, die grote infrastructuurwerken heeft laten uitvoeren. Het betreft onder meer de aanleg van een ringweg rond de stad, alsmede belangrijke spoorwegverbeteringen. Deze hebben de toegankelijkheid en de leefbaarheid van de stad in grote mate verhoogd. Budgettair hield dit echter gelijke pas met de (door tegenstanders als megalomaan bestempelde) opvattingen van de socialistische voorman.
Van de oorspronkelijkeSint-Julianuskerk (église Saint-Julien), voltooid in1414, bleven enkel de imposante toren en het koor overeind. De rest ging verloren tijdens een grote brand in1817, en werd herbouwd in1822 in neoclassicistische stijl;
Het museumHet Reuzenhuis, gewijd aan de folkloristische reuzen;
De gotischeSint-Martinuskerk (Église Saint-Martin) uit1585 bezit een merkwaardig kerkmeubilair; rechts van de hoofdingang een overdekte Calvarieberg-scène (±1540).
DeProtestantse kerk (Temple protestant), neogotische kapel van voormalig Karmelietenklooster uit laatste kwart van de 19e eeuw.
Restanten van de verdedigingswerken van 1668-1673 en van 1816-1826.
Restanten van het Stadskasteel met donjon van 1166, in latere eeuwen herhaaldelijk verbouwd.
In Aat bevindt zich de samenvloeiing van de Oostelijke en de Westelijke Dender tot deDender die van daar in noordelijke richting stroomt. HetKanaal Blaton-Aat vertrekt van Aat in zuidelijke richting. De hoogte van Aat bedraagt 34 meter. Oostelijk van Aat liggen enkele heuvels tot 80 meter.