Hetaartshertogdom Oostenrijk (Duits:Erzherzogtum Österreich) was een van de belangrijkstehertogdommen van hetHeilige Roomse Rijk. Het was het kerngebied van deLiudolfingen, kleinzoon van Karel de Grote, door het huwelijk vanHedwig van Babenberg en hun zoonHendrik de Vogelaar (876-938), grondlegger keizerrijk en hun dochter Barbara, die metHendrik van Babenberg trouwde, stamvader van de Oostenrijkse marktgraven. Het vroegeremarkgraafschap Oostenrijk werd in 1156 tot (aarts)hertogdom verheven (ziehuis Babenberg).
Hohenstaufen zonen van keizer Frederik II(1194-1250)[1],Hendrik VII (rooms-koning) trouwde de oudereMargaretha van Oostenrijk (-1266), dochter van hertog Leopold VI van Oostenrijk en Conrad IV, uit een tweede huwelijk, trouwdeElisabeth van Beieren (1227-1273), wiens zoon Conradin werden onthoofd op 29 oktober 1268 met tien andere edelen, waaronder hertog Frederik van Oostenrijk,[2]. Elisabeth hertrouwde metMeinhard II. Hun dochterElisabeth van Karinthië (1262-1312) trouwde metAlbrecht I (rooms-koning) en luidde daarmee deHabsburgse monarchie in en de voorloper van hetkeizerrijk Oostenrijk.
Per testament liet Frederik II aan zijn kleinzoon Friedrich het hertogdom Oostenrijk, het marktgraafschap Stiermarken en 10.000 uncias na.
Aartshertogdom Oostenrijk was sinds 1453 de feitelijke naam voor twee vorstendommen:
De twee aartshertogdommen zijn vrijwel altijd inpersonele unie verbonden geweest.
De titel vanaartshertog isuitgevonden in de 14e eeuw in het zogenaamdePrivilegium maius, een "namaak" van hetPrivilegium Minus door hertogRudolf IV van Oostenrijk. Maarkeizer Karel IV weigerde de titel te erkennen. De hertogen droegen de titel dan maar "uit eigen macht". De titel werd uiteindelijk erkend doorkeizer Frederik III in 1453, nadat hij zijn vaderAlbrecht II als keizer opgevolgd had en deHabsburgers blijkbaar blijvend de titel vanRooms keizer verworven hadden. Vanaf de 16e eeuw gingen alle leden van het huis Habsburg de titel van aartshertog of aartshertogin voeren, vergelijkbaar met de titel vanprins of prinses in andere koningshuizen.
Vanaf het begin in 1453 waren alle Roomse keizers ook titularis van het aartshertogdom Oostenrijk, op één uitzondering na,keizer Karel VII van 1742 tot 1745. Eigenlijk was het andersom: de Oostenrijkse Habsburgers werden telkens ook tot keizer verkozen. Zij waren trouwens echte verzamelaars van vorstelijke titels. Zo waren zij ookkoning van Bohemen enkoning van Hongarije. Oostenrijk werd eengrote mogendheid.
Keizer Karel V was ook regerend aartshertog van Oostenrijk maar aangezien hij niet inWenen resideerde, werd hij niet in de eerste plaats met Oostenrijk geassocieerd.
Door het huwelijk vanMaria van Bourgondië metMaximiliaan, die ook regerend aartshertog van Oostenrijk was, kwamen de Nederlanden in Habsburgse handen.
Na de dood van Karel V gingen deZeventien Provinciën naar deSpaanse tak van de Habsburgers. Dat belette niet dat familieleden, die de (niet regerende) titel van Oostenrijks aartshertog voerden, vaaklandvoogd werden. De meest bekende zijn de aartshertogenAlbrecht enIsabella.
Na hetVerdrag van Utrecht in 1713 verwierven de regerende"Oostenrijkers" opnieuw alle titels van de voormaligeSpaanse Nederlanden: hertog vanLuxemburg,Gelre,Brabant enLimburg, graaf vanVlaanderen,Namen enHenegouwen, heer vanMechelen en vanDoornik en het Doornikse. Deze werden daarom voortaan deOostenrijkse Nederlanden genoemd.
(Geschiedenis vanaf 1804: zieKeizerrijk Oostenrijk.)
Bronnen, noten en/of referenties