omgaan
Outils
Général
Imprimer / exporter
Dans d’autres projets
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | ga om | ging om |
jij | gaat om | |
hij, zij, het | gaat om | |
wij | gaan om | gingen om |
jullie | gaan om | |
zij | gaan om | |
u | gaat om | ging om |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
zijn | gaan omd | omgegaan |
omgaan\Prononciation ?\intransitif
Het radging nog enige malenom.
De bergomgaan.
Een heel eindomgaan.
De tijdgaat langzaamom.
Met elkaaromgaan.
Met iemandomgaan.
Het veiligomgaan met brandbare vloeistoffen.
Met zijn gevoelens kunnenomgaan.
Hoegaat u daarmeeom?
Hoega jeom met het groen?
→Prononciation manquante.(Ajouter)