1597, Karel van Mander, “Vijfd' Ecloga, oft Boer-liedt”, inBucolica en Georgica, dat is, Ossen-stal en Landt-werck, page30:
Soo lang Wildt swijn berg-top, en visch de vliet / Bemint: oock Bye van Thijm haer aes geniet / EnStapel oock van douw', soo langh sal blijven: / V eer en naem, en loflijck groot beclijven.
1636, Johan de Brune (de Oude), "Emblemata X",Emblemata of Zinne-werck, page 80.
De godvruchtighe, zeght erghens een, zijn ghelijck de mieren, die eerst moede, dan blijde zijn: maer de godlooze, gelijck destapels, of sprinck-hanen, die eerst zinghen, en dan droeve en bekommert zijn.