Woorden kunnen allomorfie vertonen, zoals wordt geïllustreerd door de volgende woordparen:
Dan is er dus sprake vanwoordallomorfie. Woorden kunnen optreden als basiswoorden van gelede woorden. We duiden woorden in die rol aan met de termstam. In het woordbroederschap bijvoorbeeld isbroeder de stam. Er zijn veel woorden die geen allomorfie vertonen als ze als zelfstandig woord gebruikt worden, maar wel, als ze deel zijn van een geleed woord. In dat geval spreken we vanstamallomorfie. We behandelen woordallomorfie en stamallomorfie in onderlinge samenhang omdat er een verband bestaat tussen die twee. Het woordbroeder bijvoorbeeld heeft de allomorfbroer. De keuze tussen die twee als bouwstenen voor gelede woorden is niet vrij: we hebben bijvoorbeeld wel het woordbroederschap, maar niet het woordbroerschap, en naastgoeierd kennen we niet het woordgoederd. Ook in veel samenstellingen is de keuze van een allomorf als bouwsteen niet vrij. Zo hebben we naast de samenstellingbroederdienst geen samenstellingbroerdienst.
Bij een aantal woorden is er sprake van allomorfie die alleen als stamallomorfie fungeert. Dat geldt bijvoorbeeld voor de klinkeralternantie in het woordpaarspel/spelen. De gespannen klinkere treedt op in de stam van de meervoudsvormspelen, en in die van het afgeleide werkwoordspelen, maar niet in een allomorf van het woordspel die als zelfstandig woord kan optreden.