Voorbeeldzoekerx
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS
Woordenboeken
- INT (500 AD - heden)
- Etymologiebank
- Woordenlijst.org
Corpora en lexica
- Corpus Hedendaags NederlandsClarin login
- GrETEL (CGN, Lassy)
- SoNarClarin login
- Delpher
- CelexClarin login
Overige bronnen
- Taalportaal
- DBNL
- Taaladvies.net
- Wikipedia
18.5.4.5 De hulpwerkwoorden van modaliteitblijken,lijken,schijnen,heten,dunken,voorkomen,toeschijnen
Verder lezen
1
De groepsvormende werkwoordenblijken,lijken,schijnen,heten,dunken,voorkomen entoeschijnen worden hulpwerkwoorden van modaliteit genoemd omdat de spreker of schrijver er de werkelijkheidswaarde van de inhoud van de zin mee aangeeft (zie [28.1/1]). Ze vertonen overeenkomsten met de hulpwerkwoordenkunnen, moeten, etc. in eigenlijk-modale functie (vergelijk [18.5.4.4/ii]).
Blijken geeft aan dat het in de zin uitgedrukte volgens de spreker of schrijver zeker is en zich als zodanig duidelijk manifesteert. De andere hulpwerkwoorden die hier behandeld worden, drukken onzekerheid uit. Bijheten krijgt die twijfel een extra dimensie doordat de bewering voor rekening van derden gelaten wordt (ookschijnen kan met deze laatste betekenisnuance gebruikt worden). Voorbeelden:
1Hijblijkt heel hardte werken.
2Hijlijkt/schijnt (me) heel hardte werken.
3Hijheet/schijnt heel hardte werken.
Zin1 is te omschrijven als: 'Ik heb geconstateerd dat hij heel hard werkt',2 betekent: 'Hij maakt de indruk heel hard te werken',3 wil zeggen: 'Men beweert dat hij heel hard werkt'. Als de hulpwerkwoorden in2 en3 sterk beklemtoond worden, geven ze aan dat de inhoud van de zin niet onzeker, maar onwaar is. Vaak zal men dit tot uitdrukking brengen door er een zin aan toe te voegen als 'maar in werkelijkheid voert hij niets uit'.
Dunken,voorkomen en als synoniem voor het laatste het weinig gebruiktetoeschijnen, worden altijd vergezeld door een ondervindend voorwerp; bijlijken enschijnen is een ondervindend voorwerp facultatief. Vergelijk met elkaar (en zie ook voorbeeld2 hierboven):
4aZe dunktme goed haar best te doen.formeel
bZe dunkt goed haar best te doen.uitgesloten
5aZe lijktme goed haar best te doen.
bZe lijkt goed haar best te doen.
2
De werkwoordelijke aanvulling bij de hier behandelde categorie hulpwerkwoorden is altijd een infinitief mette.
De hulpwerkwoordenblijken,lijken,schijnen,heten endunken zijn verplicht groepsvormend,voorkomen entoeschijnen niet. Vergelijk:
6aIk hoor net dat hij aan een bijzonder proefschriftblijkt/schijnt te werken.
bIk hoor net dat hijblijkt/schijnt aan een bijzonder proefschriftte werken.uitgesloten
7aIk gaf al eerder aan dat deze kwestie me bijzonder moeilijkvoorkomt te zijn.formeel
bIk gaf al eerder aan dat deze kwestie mevoorkomt bijzonder moeilijkte zijn.formeel
De niet-groepsvormende variant7b klinkt zelfs gewoner dan7a. Dit hangt samen met de onder4 vermelde bijzonderheden over zinnen met een naamwoordelijk gezegde.
Het getalsonderwerp van deze hulpwerkwoorden en het geïmpliceerd onderwerp van de daarmee verbonden infinitief zijn identiek. Hoewel we bijvoorbeeld met betrekking tot de zinnen1 t/m3 en6a eigenlijk niet kunnen zeggen dat 'hij' degene is die 'blijkt', 'lijkt' of 'schijnt' (wel: die 'werkt'), omdat 'blijkt', 'lijkt' of 'schijnt' iets over de inhoudvan de hele zin zegt, is het wel duidelijk dathij het getalsonderwerp vanblijkt/lijkt/schijnt is: veranderen wehij indie docenten, dan komt ook de persoonsvorm in het meervoud te staan. De verhouding tussen het hulpwerkwoord en de rest van de zin kan bijv. voor2 schematisch worden weergegeven als:
8[het schijnt [hij werkt (heel hard)]]
Vergelijk [18.5.4.4/i1].
Semantisch neemt een hulpwerkwoord van modaliteit dus een zelfstandige plaats in ten opzichte van de rest van de zin. Syntactisch uit zich dat door de eigenschap dat het hulpwerkwoord in een werkwoordelijke eindgroep zoveel mogelijk links staat (zie [18.5.7]) en door het verschijnsel dat het zelf niet in een voltooide tijd gezet kan worden, zoals de voorbeelden in [18.5.2.1/ii4] laten zien.
3
In plaats van zinnen waarin de hulpwerkwoorden van modaliteit een plaats binnen de zin innemen, zoals in de gegeven voorbeelden, zijn ook samengestelde zinnen mogelijk, bestaande ofwel uit:Het blijkt/lijkt (me)/schijnt (me)/heet/dunkt me/komt me voor/schijnt me toe ofwel uitMe dunkt ofHet blijkt/lijkt (me)/schijnt (me)/heet/dunkt me zó te zijn, waarna de rest van de oorspronkelijke zin volgt metdat aan het begin en achter-pv:
9Het lijkt (me) dat ze goed haar best doet.
10(Ik hoor net) dat het zó blijkt te zijn, dat hij aan een proefschrift werkt.
Deze alternatieve constructies leveren niet altijd stilistisch fraaiere zinnen op, maar bijvoorkomen (entoeschijnen) is dat wel het geval. Zulke constructies kunnen hoe dan ook dienen tot beter begrip van de semantische en syntactische eigenaardigheden van zinnen met hulpwerkwoorden van modaliteit.
4
Vrijwel algemeen is bij deze werkwoorden de mogelijkheid om in naamwoordelijke gezegdes de infinitiefte zijn al dan niet te gebruiken, bijv.:
11aRobblijkt een harde werkerte zijn.
bRobblijkt een harde werker.
12aErg solidelijkt dit apparaat niette zijn.
bErg solidelijkt dit apparaat niet.
13aHermanscheen niet in zijn saste zijn.
bHermanscheen niet in zijn sas.
14aHet nuttigste cadeaudunkt me die nieuwe schooltaste zijn.formeel
bHet nuttigste cadeaudunkt me die nieuwe schooltas.formeel
15aDeze kwestiekomt mevoor bijzonder moeilijkte zijn.formeel
bDeze kwestiekomt me bijzonder moeilijkvoor.
In de (b) -zinnen zijn de werkwoorden geen hulp-, maar koppelwerkwoorden.
Anders dan bij de in [18.5.2.3/i] besproken werkwoordelijke gezegdes is weglating van de infinitief hier vaak de meest gewone variant. Een zin als:
16Datkomt ons (heel) bekendvoor.
is métte zijn als aanvulling zelfs niet goed denkbaar.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis
| versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
| 2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
| 2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |
Interessante links


