Voorbeeldzoekerx
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags NederlandsClarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNarClarin login
  • Delpher
  • CelexClarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
5.8.5.4 Het gebruik vandat
Verder lezen
1
Het antecedent vandat is eenhet-antecedent dat geen zin is, meestal bestaande uit een naamwoordelijke constituent met een substantief of een zelfstandig gebruikt adjectief of telwoord als kern. Voorbeelden:
1Het boek dat ik aan het lezen ben, gaat over het Politburo.
2Vertel me eenseen verhaaltje dat je zelf mooi vindt.
3Het eerste argument was onzinnig, maarhet tweede dat Ineke gaf, zette ons toch aan het denken.
4Ik wil niet dat groene appeltje, maardat rode dat je in je tas gestopt hebt.
5aAlles dat je zegt, kan tegen je gebruikt worden.
bAlles wat je zegt, kan tegen je gebruikt worden.
6aEr isiets dat je me verzwegen hebt.
bEr isiets wat je me verzwegen hebt.
7aEr is nog zoveel dat wij niet weten.
bEr is nog zoveel wat wij niet weten.
De voorkeur voorwat bestaat overigens hoe dan ook wanneer het antecedent geen specifieke zelfstandigheden, maar zaken 'in het algemeen' aanduidt. Vergelijk de voorbeelden8 met9 en10 (zin8b, die de voorkeur heeft boven8a, komt het meest overeen met10):
8aDat washet mooiste dat ik ooit heb meegemaakt.
bDat washet mooiste wat ik ooit heb meegemaakt.
9Dat avontuur washet mooiste (avontuur)dat ik ooit heb meegemaakt.
10Dat avontuur washet mooiste (überhaupt)wat ik ooit heb meegemaakt.
2
Het betrekkelijk voornaamwoorddat vervult in de bijzin de functie van onderwerp, voorwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde. Het wordt nooit met voorzetsels verbonden. Voorbeelden:
11Het podium,dat hersteld had moeten worden, werd aldus zijn graf.dat = onderwerp
12Koop nooit een boekdat je nooit zult lezen.dat = lijdend voorwerp
13Daar is het kereltjedat ik vorige week een dubbeltje heb gegeven.dat = meewerkend voorwerp
14Het kinddat hij wou zijn, was gestorven.dat = naamwoordelijk deel van het gezegde
Na voorzetsels kanhetwelk optreden [5.8.5.6], maar indien een voornaamwoordelijk bijwoord mogelijk is, is dat gewoner:
15Het artikelkrachtens hetwelk dat bedrag gevorderd kon worden, kan ik niet vinden.formeel
16Het stoeltjewaarop hij zat, was nogal wankel.
Het betrekkelijk voornaamwoorddat wordt zowel in uitbreidende als in beperkende bijzinnen gebruikt.
Literatuur
    Interessante links
    ANS
      Taaladvies
        Dagenta
          Taalportaal
            Versiegeschiedenis
            versieredacteur(en)datumopmerkingen
            2.1januari 2019Automatische conversie van ANS 2.0
            2.0W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn1997
            Interessante links