a
Woorden op-dom zijn meestalhet -woorden. Het zijn dan namen van plaatsen of gebieden (bijv.het bisdom,het heiligdom,het hertogdom) ofwel verzamelnamen (bijv.het jodendom,het priesterdom,het regentendom,het veelgodendom). Abstracta op-dom zijnde -woorden (bijv.de rijkdom,de ouderdom). (Vooreigendom zie ***EMPTY ra r4***.)
b
Bij de veel talrijkerwoorden op-schap zijn tweemaal twee categorieën te onderscheiden. Bij dede -woorden zijn deze twee categorieën:
substantieven die een toestand aanduiden, bijv.:
de blijdschap,dronkenschap,gevangenschap,kameraadschap,lijfeigenschap,verwantschap,vriendschap,zwangerschap
verzamelnamen, bijv.:
de gemeenschap,nakomelingschap,nalatenschap,vennootschap , maar:het genootschap,gereedschap,gezelschap enhet driemanschap (en de mogelijke, maar minder gebruikelijke woordentweemanschap,viermanschap, enz.).
Woorden metde-genus die niet tot een van deze categorieën gerekend kunnen worden, zijn bijv.:
de boodschap,eigenschap,rekenschap,weddenschap,wetenschap . Bij dehet-woorden zijn eveneens twee categorieën te onderscheiden:
substantieven die een functie of relatie aanduiden, bijv.:
het kindschap,kampioenschap,koningschap,premierschap,vaderschap,voogdijschap
;
substantieven die een instituut aanduiden, bijv.:
het agentschap,gezantschap,hoogheemraadschap,industrieschap,landbouwschap
.
Woorden methet-genus die niet tot een van deze categorieën gerekend kunnen worden, zijn bijv.:
het graafschap,heerschap,landschap . Soms kan een woord op-schap tot twee van de hierboven onderscheiden categorieën behoren en in overeenstemming daarmee met verschillend genus gebruikt worden, bijv.de priesterschap'de gezamenlijke priesters' enhet priesterschap'de priesterlijke waardigheid'. Het woordde/het zeggenschap komt zonder betekenisverschil met beide genera voor.