§ 8. Ontzetting van voogdij
Ontzetting van een met voogdij belaste rechtspersoon kan slechts op de inartikel 327, eerste lid, onderdelen b tot en met e, genoemde gronden geschieden.
Zijn ontzetting kan echter bovendien plaats hebben, indien hij nalaat de voogdijraad overeenkomstigartikel 305 op de hoogte te houden van de plaatsen waar de hem toevertrouwde minderjarigen zich bevinden, dan wel indien hij het door de voogdijraad uit te oefenen toezicht belemmert of verhindert.
1Ontzetting van de voogdij kan slechts worden uitgesproken op verzoek van een der bloed- of aanverwanten van de minderjarige tot en met de vierde graad, de voogdijraad, of op vordering van het Openbaar Ministerie.
2In het geval, bedoeld inartikel 327, eerste lid, onderdeel h, kan de ontzetting bovendien verzocht worden door hem die de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich heeft genomen.
3In het geval, bedoeld inartikel 367, kan de rechter in eerste aanleg de ontzetting uitspreken, ook al had de voogdijraad deze niet verzocht.
1Indien de rechter in eerste aanleg dit in het belang van de kinderen noodzakelijk acht, kan hij een voogd wiens ontzetting verzocht of gevorderd is, hangende haar onderzoek geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van zijn voogdij over een of meer der minderjarigen schorsen.
Op grond van feiten die tot ontzetting van de voogdij kunnen leiden, kan de officier van justitie, indien hij dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk acht, hen aan het gezag van de voogd onttrekken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwen.Artikel 272, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1De kosten die de voogdijraad ten behoeve van de hem toevertrouwde minderjarige maakt, komen ten laste van de ouders, of – indien deze onvermogend dan wel overleden zijn – van de minderjarige zelf. Voor zover ook deze laatste onvermogend is, blijven zij ten laste van de Staat met inachtneming van de regels dienaangaande bij algemene maatregel van bestuur te stellen. Op de kosten die ten laste van de ouders komen, isartikel 402a van overeenkomstige toepassing.
Hij die van de voogdij over een bepaalde minderjarige is ontzet, kan niet wederom tot voogd over die minderjarige worden benoemd.
§ 10. Het bewind van de voogd
3Indien goederen die de minderjarige geschonken of vermaakt zijn, onder bewind zijn gesteld, is de voogd bevoegd van de bewindvoerder rekening en verantwoording te vorderen. Vervalt dit bewind, dan komen de goederen onder het bewind van de voogd.
1Wanneer de goederen van de minderjarigen een waarde van USD 14000,– niet te boven gaan, kan de voogd een door hem ondertekende, volgens een door de Minister van Justitie vastgesteld model opgemaakte, verklaring daaromtrent in plaats van de boedelbeschrijving inleveren. De voogd van twee of meer kinderen van dezelfde ouders kan met een zodanige verklaring slechts volstaan, wanneer bovendien de goederen der minderjarigen tezamen een waarde van USD 28000,– niet te boven gaan.
2De rechter in eerste aanleg kan te allen tijde bepalen dat alsnog een beschrijving van het vermogen van de minderjarige, zoals dit op de datum van zijn beschikking is samengesteld, met overeenkomstige toepassing vanartikel 338 moet worden opgemaakt en ingeleverd.
2Indien binnen de daarvoor gestelde termijn geen boedelbeschrijving, noch een verklaring als bedoeld inartikel 339 is ingeleverd, doet de rechter binnen tien dagen na het einde van die termijn de voogd ten verhore oproepen.
1In de boedelbeschrijving of in de verklaring, bedoeld inartikel 339, moet de voogd opgeven wat hij van de minderjarige heeft te vorderen. Bij gebreke hiervan zal hij zijn vorderingsrecht niet voor diens meerderjarigheid kunnen uitoefenen.
De voogd kan, onverminderd zijn aansprakelijkheid voor de door zijn slecht bewind veroorzaakte schade, voor de minderjarige alle handelingen verrichten die hij in diens belang noodzakelijk, nuttig of wenselijk acht, behoudens het bepaalde bij de volgende artikelen.
2De rechter kan aanwijzingen geven omtrent de wijze waarop spaarbankboekjes en gelden van de minderjarige moeten worden bewaard. De rechter onder wiens goedkeuring een verdeling tot stand komt, kan ter gelegenheid daarvan aanwijzingen als hier bedoeld geven. Overigens is de rechter, aangewezen inartikel 429c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, bevoegd.
3Voor effecten aan toonder, spaarbankboekjes en gelden, die de minderjarige tezamen met een of meer andere personen toekomen, geldt het eerste en tweede lid, wanneer de voogd die onder zijn berusting heeft. De rechter in eerste aanleg onder wiens goedkeuring een verdeling tot stand komt, kan ter gelegenheid daarvan aanwijzingen geven. Overigens is de rechter in eerste aanleg, aangewezen inartikel 429c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES, bevoegd.
3Voor het aangaan van een overeenkomst tot beëindiging van een geschil waarbij de minderjarige is betrokken, behoeft de voogd geen machtiging in het geval vanartikel 20 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES of indien het voorwerp van de onzekerheid of het geschil een waarde van USD 840,– niet te boven gaat, noch indien de overeenkomst als een beheersdaad is te beschouwen.
1De voogd kan, zonder dat de rechter in eerste aanleg de te sluiten overeenkomst goedkeurt, geen inschuld ten laste van de minderjarige, noch enig beperkt recht op diens goederen van een derde verkrijgen.
2Hij behoeft voor elke belegging van gelden van de minderjarige machtiging van de rechter in eerste aanleg. Nochtans mag hij, voor zover de rechter niet anders bepaalt, zonder diens machtiging gelden ten name van de minderjarige beleggen bij een ingevolge deWet financiële markten BES in het register financiële markten ingeschreven kredietinstelling op rekeningen, bestemd voor de belegging van gelden van minderjarigen, met het beding dat de gelden alleen worden terugbetaald met machtiging van de rechter.
1Wanneer het vermogen van de minderjarige of een gedeelte daarvan in een onderneming van handel, landbouw of nijverheid is geplaatst, mag de voogd de zaken voor rekening, hetzij van de minderjarige alleen, hetzij van deze met anderen, niet voortzetten dan met machtiging van de rechter in eerste aanleg.
Ondanks het ontbreken der vereiste machtiging zijn handelingen, door de voogd verricht in strijd metartikel 350 ofartikel 351, geldig.
De rechter in eerste aanleg kan te allen tijde de voogd ten verhore doen oproepen. Deze is verplicht alle door de rechter gewenste inlichtingen te verstrekken.
1Aan een met het gezag belaste ouder of aan een ouder die alleen het bewind over het vermogen heeft en die aangifte heeft gedaan van zijn voornemen een huwelijk aan te gaan, kan de rechter in eerste aanleg opdragen binnen een bepaalde termijn een beschrijving van het vermogen van de kinderen op te maken en deze beschrijving of een afschrift daarvan ter griffie van het gerecht in te leveren.
1Aanwijzingen en machtigingen, als in deze paragraaf bedoeld, geeft de rechter in eerste aanleg slechts, indien dit hem in het belang van de minderjarige noodzakelijk, nuttig of wenselijk blijkt te zijn. Hij kan een bijzondere of een algemene machtiging geven en daaraan zodanige voorwaarden verbinden als hij dienstig oordeelt.
Indien de kosten van een ten behoeve van een minderjarige bevolen maatregel bij rechterlijke beschikking te diens laste zijn gebracht, treedt – in geval dientengevolge het vermogen van de minderjarige moet worden aangesproken – in de plaats van de bijartikel 345 bedoelde machtiging van de rechter in eerste aanleg, diens aanwijzing van de goederen die verkocht of bezwaard zullen worden.
3De rechter kan de voogd een beloning ten laste van de minderjarige toekennen, indien hij dit gezien de zwaarte van de last van het bewind redelijk acht. Buiten dit geval mag de voogd voor zichzelf geen loon berekenen, tenzij hem dat is toegekend bij de akte, waarbij hij door een ouder benoemd is.
De periodiek door de voogd gedane rekening of een eensluidend afschrift daarvan blijft berusten ter griffie van het gerecht in eerste aanleg.
De rechter in eerste aanleg kan ambtshalve de schade vaststellen die blijkens de rekening de minderjarige door slecht bewind van de voogd geleden heeft, en deze laatste tot vergoeding daarvan veroordelen.
1De rechter in eerste aanleg kan te allen tijde bevelen dat de voogd voor zijn bewind zekerheid stelt. Hij stelt het bedrag en de aard van de zekerheid vast.
Inpandgeving van effecten aan toonder van de voogd geschiedt door hun inbewaargeving bij de Nederlandsche Bank N.V.
3De rechter kan de voogd toestaan een gestelde zekerheid door een andere te vervangen.
Indien het belang van de voogd het vervallen van een gestelde zekerheid volstrekt eist of handhaving daarvan niet nodig is, kan de rechter hem machtigen daarvan namens de minderjarige afstand te doen.
Indien de voogd in gebreke blijft:
a.gehoor te geven aan een oproeping van de rechter in eerste aanleg om voor hem te verschijnen;
b.een boedelbeschrijving of een verklaring als bedoeld inartikel 339 in te leveren;
c.op de door de rechter bepaalde datum zijn periodieke rekening in te dienen;
d.aan de minderjarige toebehorende spaarbankboekjes, gelden, of toondereffecten die hij niet te diens name heeft doen stellen, op de voorgeschreven wijze te bewaren;
e.de rechter het bewijs te leveren dat hij een van hem verlangde zekerheid gesteld heeft; of
f.de schadevergoeding te betalen waartoe de rechter hem ingevolgeartikel 362 veroordeeld heeft, kan de rechter de voogdijraad hiervan in kennis stellen.
Insgelijks kan de rechter in eerste aanleg de voogdijraad ervan in kennis stellen, dat:
a.de voogd in gevallen waarin hij machtiging van de rechter behoeft, zijn bewind eigenmachtig voert;
b.de voogd zich in zijn bewind aan ontrouw, plichtsverzuim of misbruik van bevoegdheid blijkt te hebben schuldig gemaakt.
De voogdijraad die van de rechter in eerste aanleg zodanige mededeling ontvangt, onderwerpt, na onderzoek van de overige gedragingen van de voogd jegens de minderjarige, binnen zes weken na de dagtekening van die mededeling aan het oordeel van de rechter de vraag of ontzetting van de voogd op grond vanartikel 327, eerste lid, onderdeel b, moet volgen.
1Indien minderjarigen die onder voogdij van verschillende voogden staan, goederen gemeen hebben, kan de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van een der minderjarigen een van de voogden of een derde aanwijzen om over deze goederen tot de verdeling het bewind te voeren. De aangewezen bewindvoerder stelt de door de rechter van hem verlangde waarborgen.
1De rechter in eerste aanleg kan op verzoek van de voogd of ambtshalve, het vermogen van de minderjarige of een deel daarvan, met inbegrip van de vruchten, voor de duur van diens minderjarigheid onder bewind stellen, indien hij dit in het belang van de minderjarige nodig oordeelt.
2De rechter benoemt de bewindvoerder en bepaalt het aan deze toekomende loon. Hij kan bij de instelling van het bewind bepalen dat de voogd de door de onderbewindstelling veroorzaakte kosten, met inbegrip van het loon, geheel of gedeeltelijk aan de minderjarige moet vergoeden, alsmede dat de voogd, behoudens zijn verhaal op de bewindvoerder, voor diens verrichtingen aansprakelijk is jegens de minderjarige.
6Hij is voorts verplicht jaarlijks en aan het einde van zijn bewind aan de voogd, de meerderjarig gewordene of de erfgenamen van de minderjarige, wanneer deze overleden is, ten overstaan van de rechter rekening en verantwoording af te leggen.
De voogd is verplicht ter griffie van het gerecht in eerste aanleg kennis te geven van elke verandering in zijn woonplaats.
2Woont de voogd niet meer binnen het rechtsgebied of is hij opgevolgd door een voogd binnen een ander rechtsgebied, dan zendt de griffier onverwijld de voogdijbescheiden naar de griffier van het gerecht waar de voogd of opvolgende voogd woonplaats heeft, onder opgave van diens adres.
§ 11. De rekening en verantwoording bij het einde van de voogdij
Na het einde van zijn bewind doet de voogd daarvan onverwijld rekening en verantwoording. De kosten worden door de voogd betaald. Zij komen echter ten laste van de minderjarige, tenzij het bewind wegens ontzetting van de voogd eindigt. Voor zover de kosten niet op de minderjarige kunnen worden verhaald, komen zij ten laste van de ouders, en, zo zij ook op hen niet kunnen worden verhaald, ten laste van de Staat.
Deze rekening en verantwoording doet de voogd hetzij aan de meerderjarig gewordene, hetzij aan de erfgenamen van de minderjarige, wanneer deze overleden is, hetzij aan zijn opvolger in het bewind.
Een rechtshandeling die de meerderjarig gewordene betreffende de voogdij of de voogdijrekening richt tot of verricht met de voogd, is vernietigbaar, indien zij geschiedt vóór het afleggen van de rekening en verantwoording; alleen van de zijde van de meerderjarig gewordene kan een beroep op de vernietigingsgrond worden gedaan.
Wat de minderjarige aan de voogd schuldig blijft, draagt geen rente, zolang hij niet – na het sluiten der rekening – met de voldoening van het verschuldigde in verzuim is.
Elke rechtsvordering op grond van het gevoerde voogdijbewind – zowel van de zijde van de minderjarige als van die van de voogd – verjaart door verloop van vijf jaren na de dag waarop de voogdij van laatstgenoemde is geëindigd.